Interview met Dieter Braun Interview met Dieter Braun

“In het beste geval zie je niet aan de afbeeldingen hoe ze ontstaan zijn.”

“In het beste geval zie je niet aan de afbeeldingen hoe ze ontstaan zijn.”

Al van kleins af aan is de in Hamburg wonende Dieter Braun gefascineerd door Afrika en zijn dierenwereld. Tijdens zijn vele reizen heeft hij zelf oog in oog gestaan met de koning van de savanne en co., die hij in kleurrijke vectorillustraties vastlegt. We spraken met de all-round kunstenaar die regelmatig voor de New York Times illustreert en kinderboeken schrijft. Ervaar meer over zijn creatieve proces, welk dier hij graag zou willen zijn en waar hij zijn werk graag zou willen exposeren.

Jouw thuisstad is tegenwoordig Hamburg. Waarom heb je voor deze stad gekozen en hoe inspireert ze je?

Hamburg was voornamelijk vanwege de hoge dichtheid aan agentschappen en uitgeverijen de perfecte uitvalsbasis om na mijn studie voet aan de grond te krijgen. Al snel is de stad echter mijn thuisbasis geworden. Ik vind de mensen aardig, en houd van het vele water en het platteland eromheen. Ik kom nu eenmaal uit de Niederrhein, daar ziet het er vergelijkbaar uit. En er is overigens geen stad in de wereld waarin ik slecht weer zo goed uithou als hier.

Naast Hamburg bevind je je regelmatig in Afrika en Australië, waar je dieren in hun vrije omgeving bestudeert om ze vervolgens op papier te zetten. Waar komt deze fascinatie voor de dierenwereld vandaan?

Het reizen is altijd al een erg groot thema geweest voor jou. Ik ben erg gelukkig dat ik tot nu toe zoveel sehnsucht-oorden heb kunnen bezoeken. Al van kleins af aan ben ik gefascineerd door Afrika. De dierendocumentaires op de televisie van Sielmann en Grzimek en in het bijzonder de avonturenfilm “Hatari” hebben mij volledig in de ban gebracht. Ondertussen heb ik de plaatsen waar deze film in Tanzania geschoten is meerdere malen bezocht. Wilde dieren in hun oorspronkelijke leefruimte ontdekken en bestuderen is altijd weer een bijzondere ervaring voor mij. Daarbij moet je trouwens niet denken dat ik gewapend met potlood en schetsboek in de bosjes lig en leeuwen en hyena’s bespied. Ik observeer en fotografeer, maar teken heel gemoedelijk in mijn atelier.

Als je een dag een dier mocht zijn, welke zou dit dan zijn en waarom?

Misschien zou ik dan wel Chili, onze dwergwidder (red.: konijnenras) zijn. Dan zou ik de hele dag door verwend worden.

 

Je werkt hoofdzakelijk digitaal. Vertel ons iets meer over jouw creatieve proces: van het eerste idee tot een afgerond werk, welke technieken en creatieve stappen doorloop je?

Ideeën voor afbeeldingen schets ik met potlood, maar tegenwoordig ook met de iPad. Dat zijn meestal alleen grove ontwerpen, om het geplande motief te kunnen bepalen. Vaak speel ik ook direct met vectoren in Illustrator. Ik werk zeer geometrisch. Daarom is het voor mij vaak eenvoudiger om cirkels, driehoeken, rechthoeken en vrije vormen op een computer in elkaar te schuiven, totdat de compositie mij bevalt. De vectorillustraties ontwerp ik daarna in grijstinten en pas in de volgende stap ga ik met kleur aan de slag.

Zodra ik tevreden ben met de afbeelding, ga ik verder in Photoshop. Dan bekommer ik mij om de kleuren, geef het beeld diepte en voeg wanneer nodig texturen toe die ik eerder analoog gecreëerd en ingescand heb. Ik heb ondertussen een omvangrijk archief aan texturen en “spatten” die ik toevallig op het beeld strooi wanneer het uitkomt.

Mijn favoriete boeken waren twee encyclopedieën met dierenillustraties uit de jaren '60.

Jouw werk wordt gezien de esthetiek bepaald door oude druktechnieken. Wat is het verhaal achter deze designkeuze?

De eigen stijl ontwikkelt zich vaak over een lange tijdsperiode. En zelden gepland. Ik heb vroeger oude technieken zoals zeefdruk en linoleumdruk toegepast. Bovendien schilderde en tekende ik alles wat ik in handen kreeg.

Toen dat met de computer begon heb ik daar ook mee geëxperimenteerd. Het heeft enige tijd geduurd tot de techniek volwassen werd en ik wist wat ik ermee wilde doen. De computer maakt het voor mij mogelijk om afbeeldingen te ontwerpen, die doen herinneren aan oude druktechnieken, hoewel ik echter doelgerichter kan ingrijpen. In het beste geval ziet men niet aan de werken hoe ze ontstaan zijn.

Grappig genoeg keer ik weer terug naar de oude analoge technieken. Maar voor zowel mijn zeefdrukken als mijn acrylwerken helpt de computer mij om de grafische composities te ontwikkelen die ik dan op papier of het canvas probeer over te dragen.

 

In 2013 heb je de jubileumversie van “Momo” geïllustreerd. Ondertussen schrijf je jouw eigen kinderboeken. Welk kinderboek of welke -film heeft jou het meest geraakt en waarom?

Mijn lievelingsboeken waren twee geïllustreerde dierenencyclopedieën uit de jaren ‘60. Ik heb ze altijd nog in mijn bezit. Ik heb een aantal jaren geleden kindertekeningen gevonden die laten zien dat ik mezelf toen al had voorgenomen om mijn eigen dierenboek te tekenen. Het waren slechts een paar pagina’s, ik had toen nog niet het geduld voor een heel boek. Het zou nog vele jaren duren totdat ik “Die Welt der wilden Tieren” afrondde.

Stel je voor, je mag een van jouw werken bij JUNIQE exposeren in een gerenommeerd museum. Welk design en museum zou je kiezen en waarom?

Ik zou mijn Mandrill kiezen. Hij zou graag in het Museum of Modern Art in New York hangen. Wanneer men praat over een klassieker, zegt men toch graag: “Dat hangt zelfs in het MoMa”. Dat zou mooi zijn…

Bedankt, Dieter!

Tekst: Ina Schulze

Vertaling: Laura Veneklaas